Bij kleine vennootschappen vormt de Algemene
Vergadering van Aandeelhouders (AVA) het hoogste en machtigste orgaan, dat
uiteindelijk altijd het laatste woord heeft.
Bij grote vennootschappen zijn veel bevoegdheden van de AVA overgegaan naar de
Raad van Commissarissen.
Minimaal één keer per jaar moet de AVA bijeenkomen en wel binnen zes maanden na
afloop van het boekjaar. Bij de kleine vennootschappen is het de taak van de AVA
om de jaarrekening vast te stellen. Dat houdt
tevens in het vaststellen van de winstuitkering per aandeel
(het dividend).
In beginsel heeft iedere aandeelhouder evenveel stemmen als hij aandelen bezit.
Zodra een aandeelhouder de helft van de aandelen plus één bezit, heeft hij in
beginsel alle zeggenschap. Er zijn aanvullende
juridische constructies mogelijk om te voorkomen dat op die manier een onderneming
ongewild in ‘verkeerde handen’ terecht zou komen, zoals bij een ‘vijandige overname’
door een concurrent. In grote ondernemingen is dit soort beschermingsconstructies
op grote schaal toegepast. Daarbij zijn de bevoegdheden van de gewone aandeelhouders
sterk beperkt. Bij die vennootschappen voelen
de aandeelhouders zich dan ook in eerste instantie ‘belegger’ en niet zo zeer
mede-eigenaar of ondernemer.
Het schema geeft enkele belangrijke verbanden tussen bestuursorganen.
Er zijn niet meer dan wat hoofdlijnen geschetst. De werkelijkheid is complexer
dan hier weergegeven.