Schematisch kunnen we de onderdelen van de staat van middelen en bestedingen op de volgende manier weergeven ( de bedragen zijn fictief):
inkomensvorming
netto toegevoegde waarde afkomstig van | bedrijven | 185 | overheid | 30 | netto binnenlands product¸ factorkosten | 215 | productie | binnenlands product tegen factorkosten | 215 | saldo kostprijsverhogende belastingen en subsidies | 20 | netto binnenlands product¸ marktprijzen | 235 | afschrijvingen van | bedrijven | overheid | totaal afschrijvingen | 15 | bruto binnenlands product¸ marktprijzen | 250 | bestedingen | particuliere consumptie | 125 | overheidsconsumptie | 55 | bruto-investeringen van bedrijven en overheid | 50 | totaal nationale bestedingen | 230 | uitvoersaldo (E - M) | 20 | bruto binnenlands product¸ marktprijzen | 250 |