De arbeidstijd is de totale tijd die aan werk wordt besteed.
De arbeidstijd geven we op verschillende manieren aan:
- werkweek. Na de Tweede Wereldoorlog is de wekelijkse arbeidsduur van een voltijdwerker teruggebracht van 48 uur tot ongeveer 36 uur in 2001;
- jaar. Een arbeidsjaar telde in 1950 nog meer dan 2400 uur; rond 2001 is dat niet meer dan 1700 uur;
- mensenleven. De pensioenopbouw van de meeste werknemers gaat er nog steeds vanuit dat men in 40 jaar zijn pensioenrechten opbouwt. Pas vanaf het 65ste jaar ontvangt men AOW. Allerlei vormen van arbeidstijdverkorting hebben ervoor gezorgd dat slechts weinigen tot hun 65ste jaar doorwerken.