Voorbeeld
De waarde van de productie in een onderneming bedraagt in een bepaald jaar € 4.000.000. Deze productie wordt behaald met 50 arbeiders en een machinepark ter waarde van € 20.000.000. Er is bij deze productie steeds sprake van een vaste verhouding tussen kapitaal en arbeid: een toename van de productiewaarde met € 80.000 kan alleen worden bereikt wanneer het aantal arbeiders met één toeneemt en tegelijkertijd het machinepark wordt uitgebreid voor € 400.000.
De arbeidsoëfficiënt in dit voorbeeld is:
hoeveelheid arbeid/productiewaarde =
50/ € 4.000.000 = 1/ € 80.000
Om € 1 productiewaarde voort te brengen¸ is dus 1/80.000 eenheid arbeid nodig.